zo ga jij veilig de weg op in iedere weersomstandigheid
Dimlichten, stadslichten, mistlichten, groot licht en dagrijverlichting. We kennen ze allemaal, maar in welke omstandigheden mogen ze gebruikt worden? In dit blogartikel vertellen we je er meer over.
Gemiddelde leestijd: 4 minuten

Het gebruik van verlichting
Het voeren van de juiste verlichting is enorm belangrijk. Niet alleen voor je eigen veiligheid, maar ook voor die van andere weggebruikers. Daarbij is het niet alleen belangrijk dat je de juiste verlichting voert, maar ook dat deze goed is afgesteld. Autoverlichting gebruik je zowel in het donker als overdag om zo op ieder moment een goed verlichte weg te hebben en zichtbaar te zijn voor andere weggebruikers. In dit artikel lopen we door de vijf verschillende soorten verlichting heen en weet jij hierna precies welke verlichting je op welk moment inschakelt.
Dagrijverlichting
Dagrijverlichting is een verplichte extra verlichting op auto's vanaf 2011. Dit type verlichting herken je aan bijvoorbeeld de LED-strips boven de koplampen aan de voorkant van de auto. Ze branden dan ook vaak alleen aan de voorkant en mogen alleen overdag ingeschakeld worden bij heldere omstandigheden. Bij slecht zicht zal je dus over moeten schakelen op je dimlichten. Op het moment dat je een tunnel of een andere donkere plek inrijdt, is het bij dagrijverlichting goed je te realiseren dat je achter geen verlichting hebt. Daarom is het belangrijk dat je in zo'n situatie het dimlicht inschakelt.
Dimlicht
Het dimlicht is de 'standaard'verlichting op je auto. Deze gebruik je normaal gesproken als het donker is maar mag je ook overdag gebruiken. Het verlicht de weg voor je en maakt dat je goed zichtbaar bent voor andere weggebruikers. Overdag komt deze verlichting vooral van pas bij slecht zicht, bijvoorbeeld bij regen, mist, sneeuw en hagel.

Stadslicht
Stadsverlichting is een stuk minder fel dan dimlicht en mag alleen overdag gebruikt worden. Dit type verlichting wordt ook wel parkeerlicht genoemd. In tegenstelling tot dagrijverlichting, heb je bij stadslicht dat de achterkant van je auto wél verlicht wordt. In werkelijkheid zal je deze verlichting niet heel vaak gebruiken. Een situatie waar je aan kunt denken is bijvoorbeeld wanneer je je auto parkeert in een donkere straat waarbij je graag wil dat je auto zichtbaar is.

Groot licht
Met groot licht kun je andere weggebruikers snel verblinden. Daarom is het erg belangrijk dat je dit type verlichting alleen gebruikt wanneer de situatie zich daarvoor leent en direct uitschakelt wanneer een andere weggebruiker jouw kant op komt. Groot licht kun je goed gebruiken op donkere, verlaten wegen voor beter zicht.

Mistlicht
Bij mistverlichting worden de meeste fouten gemaakt als het gaat om wanneer je deze moet inschakelen. Hoe vaak heb jij al wel niet een bestuurder gezien met mistverlichting aan terwijl het zicht wel prima was? Voor het inschakelen van de mistverlichting zijn duidelijke regels. Is het zicht minder dan 200 meter? Dan zet je de mistverlichting aan de voorkant aan. Is het zicht minder dan 50 meter? Dan zet je ook de mistverlichting aan de achterkant aan, behalve als het regent.

Je verlichting afstellen
Nu je op de hoogte bent van wanneer je welke verlichting mag gebruiken, gaan we het hebben over het juist afstellen van je verlichting. Jouw verlichting mag namelijk niet andere weggebruikers tot last zijn! Het handigste is om dit samen met iemand anders te doen die direct kan kijken of jouw aanpassingen goed zijn en of alle lampen werken als je ze inschakelt. Lukt dit niet? Dan kun je ook je auto tegenover een winkelruit zetten om zelf te kijken of de verlichting goed afgesteld is en of alles wel werkt. Zorg ervoor dat de koplampen altijd iets naar beneden schijnen en niet recht naar voren. Zo heb je de minste kans dat je andere weggebruikers verblindt. Fijne reis!